Automatische deuropener via de WMO?

Geschreven door

Max Bergen

Deurautomaat specialist

  • Aantal minuten leestijd: 6,9

Geschreven door

Max Bergen

Deurautomaat specialist

Automatische deuren via de WMO > Dit moet uw weten.

Voor mensen met een handicap, chronische ziekte of ouderen kan het soms moeilijk zijn om hun woning binnen te gaan of te verlaten. Om in staat te zijn zelfstandig thuis te blijven wonen, is het mogelijk noodzakelijk om aanpassingen aan de woning te doen. Dit kan onder andere het plaatsen van beugels en drempelhulpen omvatten, het verbreden van doorgangen en het installeren van automatische deuren. Door het gebruik van deurautomaten wordt de deur automatisch geopend en gesloten met behulp van een elektrische deuropener en deurdranger. Deursluiters voorkomen dat de deur open blijft staan of met een harde klap dichtslaat.

Automatische deuren via de WMO
Mensen met beperkte mobiliteit kunnen dankzij automatische deuren zelfstandig hun woning betreden. Als er een deurautomaat wordt geïnstalleerd, is het mogelijk om een beroep te doen op de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Deze wet voorziet in ondersteuning voor mensen met beperkingen, zodat zij zo lang mogelijk in hun eigen huis kunnen blijven wonen. Hierbij kan gedacht worden aan vergoedingen voor begeleiding, zorg, opvang en ook woningaanpassingen vallen hieronder. Een verzoek hiervoor kan bij de gemeente worden ingediend.

Wat is de WMO?
De Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) heeft als doel om de participatie in de samenleving te bevorderen en mensen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen. Personen die als gevolg van een lichamelijke beperking niet goed kunnen functioneren in hun woning, kunnen in principe een beroep doen op de WMO en mogelijk in aanmerking komen voor een woonvoorziening. Dit geldt bijvoorbeeld voor ouderen, mensen met een handicap of mensen met een chronisch psychisch probleem. Woonvoorzieningen kunnen bestaan uit aanpassingen in de woning, zoals automatische deuropeners, douchestoelen, rolstoeltapijt, extra trapleuningen, seniorensloten, enzovoort.

De WMO wordt toegepast door gemeenten, die binnen de wettelijke kaders hun eigen beleid kunnen voeren. Veel gemeenten hebben een WMO-verordening, waarin specifiek beleid en regels met betrekking tot de WMO worden vastgelegd. Op basis van de WMO nemen de Burgemeester en Wethouders maatregelen die ervoor zorgen dat mensen zich in en rondom hun woning kunnen verplaatsen. Het is belangrijk om op te merken dat de WMO-verordeningen per gemeente kunnen verschillen vanwege het eigen gemeentelijk beleid. Daarom is het raadzaam om de WMO-verordening van uw eigen gemeente te raadplegen wanneer u te maken krijgt met de WMO.

Gemeenschappelijke gedeelte
De woonvoorzieningen via de WMO zijn echter niet beperkt tot de individuele woning zelf. Op basis van de WMOkan een gemeente ook woonvoorzieningen aanbrengen in de gemeenschappelijke delen van een woongebouw. Dit omvat niet alleen eenvoudige voorzieningen zoals automatische deuropeners, hellingbanen en trapleuningen, maar ook complexere voorzieningen zoals een elektrische traplift. Wanneer woonvoorzieningen in gemeenschappelijke ruimten van een appartementencomplex worden geïnstalleerd, ontstaat er discussie over de rol van de Vereniging van Eigenaren (VvE). Moet een VvE een aanpassing die de gemeente wenst uit te voeren op basis van de WMO accepteren? Wie is verantwoordelijk voor de kosten van de voorziening(en) en wie draagt zorg voor het onderhoud? In de praktijk blijkt dat veel VvE’s, en soms zelfs de gemeente, geen duidelijk antwoord hebben op deze vragen.

Is toestemming vanuit de VvE nodig?
Ten eerste rijst de vraag of een Vereniging van Eigenaren (VvE) het recht heeft om toestemming te weigeren voor het installeren van een woonvoorziening in een gemeenschappelijk gedeelte. Op basis van de bepalingen in de WMO, de Woningwet, de Wet Economische Delicten en de beperkte rechtspraak op dit gebied kan geconcludeerd worden dat het weigeren van toestemming beschouwd kan worden als een overtreding van de Woningwet. Deze overtreding is strafbaar gesteld in de Wet Economische Delicten. Het bevoegde gezag, in dit geval de Burgemeester en Wethouders van de gemeente, kan dan handhavend optreden door middel van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom. Alleen onder uitzonderlijke omstandigheden kan van de gemeente worden verwacht dat ze hier niet tegen optreedt. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn wanneer de belangen van andere eigenaren binnen het complex ernstig worden geschaad door het installeren van een woonvoorziening, zoals automatische deuropeners of deurautomaten.

Praktijkvoorbeeld
In een rechtszaak in Haarlem stelde de VvE dat het plaatsen van een traplift het normale gebruik van de trap bemoeilijkte, bijvoorbeeld wanneer een bewoner met boodschappentassen de trap wilde gebruiken. Daarnaast beweerde de VvE dat er sprake was van geluidsoverlast en waardevermindering van de appartementen. De rechter verwierp deze argumenten en bepaalde dat de traplift moest worden geïnstalleerd. Wel mag van de gemeente worden verwacht dat zij tijdig en volledig aan de VvE communiceert dat er een woonvoorziening in een gemeenschappelijk gedeelte zal worden aangebracht, als onderdeel van een adequate informatieverstrekking.

Wie draagt de kosten?
De vraag die vervolgens opkomt, is welke partij verantwoordelijk is voor het betalen van een woonvoorziening in een gemeenschappelijk gedeelte en wie de kosten voor onderhoud en reparatie draagt. Het antwoord op deze vragen is niet eenduidig, omdat dit afhangt van de specifieke situatie en omstandigheden. Hierbij speelt mee dat gemeenten binnen de wettelijke kaders hun eigen beleid kunnen bepalen. De mate van vrijgevigheid verschilt dus per gemeente.

Over het algemeen wordt echter erkend dat de gemeenschappelijke gedeelten van woongebouwen, inclusief appartementencomplexen, die specifiek gericht zijn op mensen met beperkingen en ouderen, moeten voldoen aan de specifieke behoeften van deze doelgroep. Met andere woorden, woongebouwen voor mensen met beperkingen en ouderen moeten zo ontworpen en gebouwd zijn dat er rekening wordt gehouden met de bewoners. Dit betekent dat woonvoorzieningen in gemeenschappelijke gedeelten van dergelijke woongebouwen over het algemeen niet snel voor vergoeding door de gemeente in aanmerking komen op basis van de WMO.

Daarnaast kan de leeftijd van het woongebouw een rol spelen. Vanaf ongeveer 1990 zijn “aanpasbaar bouwen” en het “seniorenbeleid” min of meer standaard geworden. Het wordt redelijkerwijs als normaal beschouwd dat gebouwen vanaf ongeveer 1990 rekening houden met de behoeften van mensen met beperkingen en ouderen. Bij woongebouwen van vóór 1990 gelden mogelijk andere regels. Over het algemeen zal de gemeente minder snel woonvoorzieningen vergoeden in gemeenschappelijke gedeelten van woongebouwen vanaf ongeveer 1990, ten opzichte van oudere woongebouwen. Dus zowel de doelgroep van bewoners als de leeftijd van het woongebouw kunnen een rol spelen.

Nadat een woonvoorziening is geïnstalleerd in een gemeenschappelijk gedeelte, komen de kosten voor onderhoud en reparatie om de hoek kijken. Sommige WMO-verordeningen regelen dat naast de woonvoorziening zelf, ook de kosten voor onderhoud en reparatie geheel of gedeeltelijk door de gemeente worden vergoed. Het is primair de verantwoordelijkheid van de aanvrager van de woonvoorziening om dit met de gemeente te regelen. Ervaring leert dat gemeenten met name bij automatische deuropeners, trapliften en andere elektronische voorzieningen de kosten van onderhoud willen vergoeden, omdat de veiligheid al snel in gevaar kan komen door slijtage.

Wanneer er geen regeling is voor de vergoeding van onderhoudskosten, zal de aanvrager zelf verantwoordelijk zijn voor het dragen van deze kosten binnen het kader van de WMO. De gemeente heeft dan geen verplichting om bij te dragen. Dit kan echter leiden tot discussies tussen de aanvrager en de VvE over de kosten van onderhoud. Immers, in bepaalde omstandigheden kan de woonvoorziening in een gemeenschappelijk gedeelte ook worden beschouwd als een gemeenschappelijk onderdeel of eigendom.

Dit is met name het geval wanneer de woonvoorziening onlosmakelijk deel gaat uitmaken van het gemeenschappelijke eigendom. In dat geval zouden de verplichting tot onderhoud en reparatie, evenals de bijbehorende kosten, voor rekening van de VvE komen. Als een woonvoorziening in een gemeenschappelijk gedeelte wordt geplaatst en de kosten van onderhoud en reparatie niet worden vergoed door de gemeente, is het raadzaam voor de VvE om een aparte overeenkomst met de aanvrager te sluiten. In deze overeenkomst kunnen de kosten van onderhoud, reparatie en verwijdering samengevat worden vastgelegd, waarbij deze kosten voor rekening van de aanvrager komen.

Conclusie
Een VvE heeft geen bevoegdheid om toestemming te weigeren voor het aanbrengen van een woonvoorziening in een gemeenschappelijk gedeelte volgens de WMO. De gemeente kan dit afdwingen door middel van bestuursdwang of een last onder dwangsom. Wat betreft de kosten van onderhoud, reparatie en verwijdering is het raadzaam voor een VvE om een aparte overeenkomst met de aanvrager van de woonvoorziening aan te gaan, indien de gemeente deze kosten niet vergoedt. Het blijft echter belangrijk om elke aanvraag voor een woonvoorziening in een gemeenschappelijk gedeelte op zijn eigen merites te beoordelen, rekening houdend met de beleidsvrijheid van de gemeentes en de gevestigde uitgangspunten in de praktijk.

Lees door met onze andere blogs

Vergelijkbare berichten

Lees door met onze andere blogs

Vergelijkbare berichten